Onterechte spuitzone op agrarisch perceel
Het credo in Nederland is op dit moment, ‘bouwen, bouwen en nog eens bouwen’. Er moeten meer woningen worden gebouwd, en dus moet vrijwel alles wijken voor dit belang. Behalve nieuwe woningen, worden er ook veel bestaande voormalige agrarische bedrijfswoningen omgezet naar burgerwoningen. Ook agrariërs zelf doen hier aan mee. Vaak vanuit geldgedreven motieven. Een burgerwoning levert bij verkoop immers meer op dan een bedrijfswoning of een plattelandswoning. In de praktijk heb ik veel schrijnende situaties gezien met grote burenruzies als gevolg van korte termijn politiek. Wonen en agrarische activiteiten passen meestal niet zo goed bij elkaar. Deze functies hebben elk hun eigen dynamiek. Nieuwe bewoners willen meestal niet de lasten, zoals stank en stof ervaren. Bekijk als gemeente altijd het gebied, is het wel gewenst om in een agrarisch gebied woningen te bouwen of te transformeren? Kijk verder dan wetgeving of de VNG-brochure. Gezond verstand kan geen kwaad in dit soort situaties, ook bij de afweging inzake ETFAL.
In een uitspraak van 23 april 2025 van de Afdeling wordt een gemeente op de vingers getikt vanwege een onterechte spuitzone op agrarische grond van een intensieve veehouderij. Het vastgestelde bestemmingsplan maakt de bouw van 160 woningen met voorzieningen mogelijk. Een van de beroepsgronden heeft betrekking op de juridisch vastgelegde spuitzone op zo’n 3,4 ha agrarische grond. Het leidt volgens appellant tot een ernstige beperking van de bedrijfsvoering. Op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan wordt de grond niet gebruikt voor het telen van gewassen. De Afdeling overweegt onder meer als volgt:
“Anders dan de raad meent, is de Afdeling van oordeel dat het niet onaannemelijk is dat de maatschap op termijn haar bedrijfsvoering wijzigt, in die zin dat op de gronden rondom het plangebied ook kippen zullen worden gehouden en/of gewassen zullen worden geteeld. (…) Voor het telen van gewassen is van belang dat de maatschap aanvullend heeft toegelicht dat zij op een agrarisch perceel dat iets verder van haar bedrijf en daarmee van het plangebied ligt, maïs teelt. Omdat zij gebruik maakt van subsidie uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid moet zij zich ook houden aan de daarbij geldende conditionaliteiten. Een van die conditionaliteiten gaat over het roteren van gewassen en leidt ertoe dat zij uiterlijk in 2026 een jaar maïs moet telen op een van de percelen rondom haar bedrijf, en dus bij het plangebied. Volgens de maatschap kan het telen van maïs plaatsvinden naast de beoogde bedrijfsuitbreiding van het houden van vleeskuikens. De raad heeft deze toelichting van de maatschap niet weersproken en de Afdeling acht het, gelet op deze toelichting, niet onaannemelijk dat de maatschap in de nabije toekomst ook haar percelen bij het plangebied zal gebruiken voor het telen van gewassen. De raad heeft onvoldoende bezien wat de gevolgen zijn van de spuit- en uitloopzone voor de gebruiks- en daarmee bedrijfsmogelijkheden van de maatschap (…).” Lees meer in r.o. 14.3.